Afgelopen vrijdagavond 6 December besloot ik weer eens de interne schaakcompetitie van de B.S.V. te bezoeken.
Het was een gezellig weerzien en ook waren er weer veel leuke en leerzame schaakfragmenten te zien.
Een daarvan trok in het bijzonder mijn aandacht en wil ik u niet onthouden.
Het betreft de partij Van Voorthuizen – Michels, die in het voordeel van de witspeler beslist werd.
Ik kwam erin na Wit’s derde zet van het onderstaande fragment en vroeg aan Pascal wat hij van Simon’s kwaliteitsoffer vond.
Pascal had aanvankelijk zijn twijfels, maar ik dacht dat het interessant was, immers Wit heeft het centrum, twee mooie lopers, druk tegen zowel de zwarte dame- als koningsvleugel en Zwart is zwak op de witte velden, wat wil je nog meer?
Wat we op dat moment niet wisten, was dat het kwaliteitsoffer niet geheel en al gepland was, maar dat Simon uiteindelijk van de nood een deugd maakte 😉
Hieronder volgt de analyse van de rest van deze instructieve partij.
Ik vond het ook leuk dat je er was! Mijn stelling was vooral: een kwaliteitsoffer moet je doen als het nodig is of als het zeker goed is. De stelling die ik zag (na het kwaliteitsoffer) was zo goed dat het ook zonder het kwaliteitsoffer goed leek te zijn. Alleen was het dus meer een gelegenheidsoffer, zoals je nu laat zien.
Het aantal voordelen van wit ter compensatie van de kwaliteit is flink:
– de dreigingen tegen de zwarte koning
– de passieve zwarte torens
– het sterke centrum (d4 e3 f2 keten)
– het loperpaar, met optimaal opgestelde lopers.
Een mooie analyse met interessante varianten!
Hoi Pascal,
Dat ben ik ook weer met je eens hoor 😉
Het feit dat de stelling na het kwaliteitsoffer nog steeds ongeveer gelijke kansen biedt, zegt iets over het witte stellingsvoordeel kort daarvoor!
Er is in ieder geval objectief gezien geen enkele reden om in die stelling de kwal (bewust) te offeren.
Het kan wel leuk zijn natuurlijk…